Voortbordurend op mijn blog over de organisatie als organisme kom ik tot de conclusie dat ik organisaties en hun ontwikkeling vergelijk met de ontwikkeling van mensen. Ook een organisatie kan in de fase verkeren van de zuigeling die erg afhankelijk is van de ouders van de organisatie. Vaak is dat de oprichter en de daarmee de creator van de organisatie. Die ouder geeft de organisatie vorm zoals hij/zij denkt dat het beste is voor het kind (de organisatie). Dichtbij, nauwelijks uit het oog verliezend en zeer waakzaam op hetgeen er gebeurt.
"Hoe bezorgder, hoe moeilijker loslaten"
Loslaten
Naarmate de organisatie groeit, ontstaat er een volgende fase waarbij het kind het eigen leven gaat vormgeven. Hoe bezorgder de ouder hoe moeilijker het is om het kind los te laten, of te erkennen dat er sprake is van een entiteit die los van de ouder zichzelf ontwikkelt. Een initiator van de organisatie die bang is dat zijn/haar idee, over de wijze waarop de organisatie zich zou moeten ontwikkelen, anders loopt dan hij/zij voor ogen had.
Autonomie
Alle fases die zich in de ouder-kind relatie voordoen, zijn ook als zodanig te benoemen in de ontwikkeling van een organisatie. Fases waarbij zelfstandigheid, vrijheid en autonomie veroverd moeten worden op de bezorgdheid, het gebrek aan vertrouwen en de beknelling die daar uit voortkomt.
Zelfstandige entiteit
Wanneer ik op deze wijze kijk, heeft dat de betekenis in zich dat de ouder van de organisatie (of dat nu de oprichter, de directeur of welke andere ‘vader’ of ‘moeder’ is) gaat erkennen dat de organisatie een zelfstandige entiteit is. Een entiteit waar we gedurende een bepaalde periode voor morgen zorgen, een bijdrage aan mogen leveren. Als we zo naar een organisatie kunnen kijken, dan zijn vele leidinggevenden en andere medewerkers passanten. Dat kan enorm relativeren.
Metafoor
Mij helpt deze kijk op organisaties. Het helpt mij bij het verhouden tot de organisatie waarvoor ik aan het werk ben. Hoe oud is de organisatie? In welke fase verkeert de organisatie? Dat kan aangeven wat men nodig heeft, want per slot van rekening heeft een kind in de verschillende ontwikkelingsfases ook verschillende dingen nodig. Ook helpt het mij de positie van de betrokkenen ten opzichte van het kind/organisatie te duiden. Is het de vader/moeder, of is het een oom, professional of gewoon een voorbijganger die waarde heeft?
Eigen boontjes doppen
Vorige week was ik bij een bestuur dat op een beleidsdag de komende periode wilde bespreken, om dat vervolgens vast te leggen in een beleidsplan. Tijdens deze bijeenkomst heeft het ons enorm geholpen om bovengenoemde metafoor te gebruiken. We zijn tot de conclusie gekomen dat de fase waarin de organisatie zich bevindt, overeenkomt met een jongvolwassene, een student met een leeftijd tussen de17 en 20 jaar. Het werd mede daardoor gemakkelijker voor een ieder te duiden wat er gebeurt en wat de organisatie de komende jaren nodig heeft. De student wil op kamers, volwassen worden, zijn eigen boontjes doppen, maar wel met de ouders als vangnet.